Hoe de steenbok ons leert te groeien naar mede-schepperschap.

Vanmorgen, 31 december, kwam de zon op om 8.45 uur. Nu ik dit verhaal schrijf is ze zojuist achter de bomenrij in de verte aan haar voor mij zichtbare klimmende boog begonnen. Ze heeft nog zeven van haar acht uur durende werkdag voor de boeg alvorens ze zich weer te ruste legt achter het bos dat ik zie als ik door het raam rechts van mij naar buiten kijk.
Ze staat dus maar acht uur aan de hemel, terwijl dat in juni zeker twee keer zo lang is.
Over donkere dagen rond de Kerst gesproken.
Straks om 12.24 uur wanneer ze pal in het zuiden staat, schuin voor mij, komt ze nog nauwelijks boven de toppen van de bomen uit. Ze staat dan zo laag dat haar stralen diep doordringen in het huis.
Ze trekt in deze dagen haar laagste bogen aan de hemel en is de aarde als het ware zeer nabij. In werkelijkheid doorloopt de aarde in haar elliptische baan rond de zon het punt aan de hemel dat het dichts bij de zon staat, ze gaat dan door het zg. perihelium.
We staan in de winter dus dichter bij de zon dan in de zomer terwijl de temperatuur het tegenovergestelde laat zien.
Verschijnselen die voeding geven aan het oude beeld dat bij veel oervolkeren leeft dat in deze tijd van het jaar de geest (de zon) dichter bij de mens (op aarde) staat.
Lang geleden waren wij in onze streken en in onze toen heersende culturen natuurlijk niet op de hoogte van de wetmatigheden die het gedrag van hemel en aarde aanstuurden.
Alhoewel, je moet dan wel heel ver terug gaan, meer dan tienduizend jaar, om er zeker van te zijn dat de mensheid toentertijd niets wist van deze natuurfenomenen.
In alle tijden hebben mensen altijd de fenomenen waargenomen en sommige culturen zijn heel vroeg begonnen om hun observaties vast te leggen en daardoor op zoek te gaan naar wetmatigheden.
Maar voordat er zoiets als wetenschap ontstond die zich beriep op feiten aan de hand van observaties, hebben mensen altijd aan fenomenen verhalen verbonden om op die manier zin en betekenis te geven of te ontlenen aan fenomenen.
In psychologische termen spreekt men dan van het feit dat de mens innerlijke beelden projecteert op een uiterlijk fenomeen. Zo ontstaat het beeld dat de zon die laag langs de hemel gaat laat zien dat de geestelijke wereld dichtbij is. En als de geestelijke wereld heel dichtbij is rond deze tijd van het jaar ligt het ook erg voor de hand om in een bepaalde cultuur een verhaal over de geboorte van een held als lichtbrenger te plaatsen in deze tijd van het jaar.
Het fenomeen in de natuur leent zich dus om hieraan als het ware een projectie op te hangen. Een laag hangende zon die wordt tot een geest die de mens nabij komt.
Oppervlakkig beschouwd hebben we hier een verklaring voor waarom oude volkeren een symbolische lading gaven aan natuurfenomenen die tot op de dag van vandaag nog doorklinken in religieuze feesten, kalenders, gebruiken en verhalen.
De wetenschap heeft in de zon geen geest gevonden, op de maan geen godinnen en ga zo maar door.
Dus…