Oude en nieuwe bronnen in maart

Gepubliceerd op 1 maart 2019 door Willem

We zijn aangekomen bij de bespreking van de laatste periode van het jaar; de maand maart en het beeld dat daarbij hoort, dat van de Vissen.

Getalsmatig begint maart op 1 maart; zinnebeeldig begint zij met het begin van het beeld van de Vissen dat de periode bestrijkt van 19 februari tot 20 maart. Vanaf 21 maart, de lente-evening, regeert Mars, daar heeft maart zijn naam aan te danken en start het nieuwe symbolische jaar met de Ram.

Maar laten we niet ram-achtig doen en vooruit gaan lopen.
Terwijl ik dit schrijf word ik me bewust van een bijzonder fenomeen.

Alle namen van de maanden, zoals blijkt in de serie beschrijvingen waaruit mijn blog van het afgelopen jaar bestaat, blijken in meer of mindere mate te verwijzen naar de oude symboliek die verbonden is aan de beelden van de dierenriem.

Maar de naam maart verwijst rechtsreeks naar de god Mars. En de symboliek van deze godheid komt zeer sterk terug in het beeld van de Ram, die pas begint op 21 maart.
In de naam maart komt vrijwel niets terug van de symboliek van de Vissen; alsof de Ram gehaast was om dit Vissenbeeld te verdringen; iets wat typisch is aan het Ram-gebeuren.

Maar ik wil trouw blijven aan mijn uitgangspunt en toch de relatie zoeken tussen de naam van de maand en het beeld dat de Ouden hebben verbonden aan deze periode van het jaar.

Het waren tenslotte de Romeinen die deze naam gegeven hebben aan deze periode van het jaar.
En waarschijnlijk, door het “Ram-karakter” van hun eigen cultuur, geen oog hadden voor de Vissen symboliek die daar oorspronkelijk mee verbonden was.

Zij zijn tenslotte als een niets ontziende ram door Europa en het Midden-Oosten getrokken om hun enorme rijk daar te vestigen.
Pas op het eind van hun “tijd” omarmden zij de Vissen-cultuur beter bekend als het Christendom.

Willen we dus begrijpen waar de laatste maand van het jaar mee verbonden is dan moeten we weer kijken naar het natuurbeeld om te begrijpen waarom de Ouden het beeld van de Vissen verbonden met deze tijd.
Ik was van plan daar van alles over te vertellen (maar dat bewaar ik voor de volgende serie verhalen) ware het niet dat er onlangs is heel bijzonders is gebeurd vlak bij ons huis.

 

Ons huis Poustinia ligt op de top van een kleine heuvel, in het oosten uitkijkend over het dorpje Beho en als we verder rondom kijken zien we velden en akkers omzoomd door bossen.

In de verte, bij de rand van het bos, vlak bij de restanten van de ruïne van het geboortehuis van de eerste eigenaar van ons huis, bevindt zich de bron van Beho. Een bron die volgens de dorpsgeschiedenis al eeuwen oud is, als pelgrimsplaats vaak werd bezocht en nog nooit is stil gevallen en het begin vormt van een beekje, de Glain, die uitkomt in de Salm en zijn weg via de Amblève en de Maas zoekt naar de Noordzee.

Vorig jaar hebben we een tweetal bronweekeinden gehouden en gingen we met een groep deelnemers naar de bron, verstoorden daar twee slapende vossen, die slecht gehumeurd met de staart tussen de poten afscheid namen van ons. Aangekomen bij de bron, overvalt een vreemd soort stilte je als je oog in oog staat met een eenvoudige waterpoel die lichtjes beweegt en ondergronds verdwijnt om enkele honderden meters verder op weer bovengronds te komen en daar beek wordt.

Enkele maanden later gingen we met een tweede groep, je weet wel in die grote droogte van afgelopen zomer, nog eens naar de bron en wat we zagen was verbijsterend, want er was geen waterpoel meer. Hij stond compleet droog.

Nooit eerder gezien in al die 35 jaar dat we hier wonen.

Iets verder bleek de beek er nog wel te zijn ook al was het slechts een heel klein straaltje.

We zijn ondertussen een half jaar verder en het grondwaterpeil heeft zich een beetje hersteld.
De waterpoel van de bron is teruggekeerd, maar met een heel laag peil.

Vorige week liep ik naar Tara, onze ezel, om die zijn hooi te geven en keek in de verte naar de velden toen mijn blik werd getrokken door een bijzondere verkleuring in de wei. 

Mijn interesse was gewekt dus besloot ik op onderzoek uit te gaan en wandelde naar die wei in de verte. In de buurt van de plaats waar het water van de bron voor het eerst boven de grond komt en beek wordt.

Terwijl ik de plek naderde werd duidelijk dat de verkleuring in de wei een plasje water bleek te zijn en toen ik ter plekke was stond ik oog in oog met een zevental compleet nieuwe bronnen.
Op zeven plaatsen, waarvan drie heel sterk, stuwde het water als kleine fonteintjes, zo’n kleine 10 centimeter hoog, uit de grond omhoog. Daar midden in het gras van een wei wist de natuur niet beter om voor haar grondwater een nieuwe uitweg te vinden.

Zeven nieuwe kinderen, die samen een nieuwe tak vormden die leidde naar de Glain.

 

Deze foto getuigt van mijn ontroering daar ter plaatse.

 

Zo rond de 19e februari 2019 gebeurde dit, het begin van de periode verbonden met de Vissen en ik moest dit gebeuren vertellen want het houdt verband; het houdt steek zoals dat heet.

Waterstromen, vooral de ondergrondse en de hele grote zijn verbonden met het oerbeeld van de Vissen. De grote voedende kracht aan de basis van de natuur verbonden met de aarde.

In de maand maart beginnen de waterstromen wederom in beweging te komen. Ondergronds gebeurt er van alles. Alles schiet wakker. Water komt in beweging. En water is het grote oplosmiddel voor alle voedingsstoffen in de grond en tevens transportmiddel. essentieel voor alles wat tot groei wil komen. Tot aanschijn wil komen. Voorwaarde voor het spektakel van de lente. Groei is dus enkel mogelijk als de relatie met de oergrond, het grote water in tact is.

Daar waar de natuur haar eigen gang kan gaan, zoals hier in de weiden rondom ons gebeurt, is dit principe verzekerd.

Maar het is tevens spiegel voor ons eigen functioneren, voor onze eigen groei en ontwikkeling.

En dan komen we tot de volgende overpeinzingen. We kijken dan naar het beeld van de Vissen en kijken naar de vis en zien wat de beelden ons tonen.

 

De vis is niet in het water; het water is in de vis.

De vis is een dier dat zo ontworpen is dat hij compleet op kan gaan in zijn element het water.

Hij kan zelfs de levenskracht die nodig is voor zijn  bestaan, de zuurstof, uit het water halen. Daardoor kan de vis van zich zelf zeggen dat het water in hem is. Symboliek voor hoe het individu opgaat in het collectief.

De Vissen symboliek toont ons dat de mens zijn basis heeft in het collectief.
Dat heel ons zijn en handelen ingebed is en bepaald wordt door veel grotere stromen. Veel grotere verbanden. Door familiale invloeden, culturele invloeden. Nationale invloeden. Kosmische invloeden.

Mooi om te zien dat we hier spreken over in-vloeden.
Stromende bewegingen die ons meevoeren naar.
Allemaal bron-werk.

En in dat Vissen gebeuren staat dan een figuur op die volgens de verhalen, maar we bekijken het hier verder symbolisch, langs maagdelijke weg naar deze wereld komt.
(De Maagd staat recht tegenover de Vissen. De tegenpool geïntegreerd garandeert heelwording. Maagd verwijst naar zuiver afgestemd blijven te midden van.) 

Met één opdracht. Zich zelf te worden, zich zelf te realiseren.

Diep geworteld in het collectief, nooit het collectief verlatend, het immer achtend, staat hier een wezen op dat werkelijk individueert.

Je leest het goed, het is geen typefout. Die individu-eert. Tot individu wordt.

Een wezen dat alle delen aaneengesmeed heeft. 

Licht en donker leeft en eert. Het motto van het nieuwe tijdperk.

De mens staat symbool voor de opgestane vis. Het wezen dat in zijn evolutie de oceaan heeft verlaten. Allerlei ontwikkelingsstadia heeft doorgemaakt en op het punt is aanbeland dat hij uitdrukking kan geven aan zijn bestemming.

Hij heeft dan wel de oceaan verlaten, maar is hem niet vergeten.

Het is zijn bron, zoals elke bron ons eraan herinnerd dat we niets zijn zonder.

De opdracht is dus dat we de kracht uit de oceaan putten, de kracht uit onze bron putten. Mooi woord he, put-ten.

Wie heeft er nog een put. Nee, we hebben tegenwoordig allemaal punten.

We hebben de neiging ons te identificeren met stand-punten.

Kijk eens naar het woord.

Stand staat stil. Punt is gedaan.

Een put is een voorziening die maakt dat datgene dat stroomt, bereikt kan worden. Opgehaald kan worden. 

We kunnen ons verbinden met datgene dat ons beïnvloedt en er de kracht voor onszelf uit halen; we kunnen er uit putten. 

Als we de kosmos achten, onze nationaliteit achten, onze cultuur achten, onze familie achten, dan kunnen we daaruit de kracht halen ons zelf te worden.

Dan bepalen deze invloeden ons niet langer.

Als we ons niet langer automatisch en onbewust identificeren met wat er aan gevoelens, stemmingen, stromingen, emoties door ons heen trekt, (hetgeen leidt tot het innemen van standpunten die verdedigd en bevochten moeten worden – vandaar dat ik het eerder over stand-punten had toen ik sprak over putten)
maar als we moeite doen ons bewust te worden wat de bron is van deze in-vloeden, dan worden het krachten waaraan we een nieuwe individuele uitdrukking kunnen geven en aldus worden we tot medeschepper van een nieuwe zich midden in transitie bevindende wereld die er in slaagt een nieuw klimaat te creëren voor een ieder.

 

 

Rest mij, aan het einde van dit inspirerende jaar waarin we op zoek gingen naar de betekenis van de namen van de maanden van het jaar, al diegenen die de afgelopen tijd hebben gereageerd op de verhalen te bedanken.

Op 21 maart nemen we de draad weer op voor een nieuw jaar met verhalen.
Dit keer staan we stil bij de feesten die horen bij de maanden van het jaar en de verbinding met de dierenriemsymboliek. 

Tenminste dat nemen we als uitgangspunt. Want mezelf kennend zal ik ook wel weer ergens anders uit komen.

Tot binnenkort  

© Willem Versteeg

1 maart 2019.

Meld je aan met je E-mailadres en blijf automatisch op de hoogte van ons nieuws: