Terugkijkend op 40 jaar Poustinia

Gepubliceerd op 7 juli 2023 door Huguette

deel 2 uit de serie:
Verhalen verbonden aan het veertig jaar bestaan van Poustinia.

 

Als de boerenjasmijn in het midden van de tuin bloeit en Tara bijna haar wintervacht heeft afgelegd en blinkend door de zomerse weide waadt en het riet van het rietveld hoog wapperend de tuin overschouwt, dan weten we elk jaar dat de tijd is gekomen om ons de geboorte van Poustinia te herinneren en te vieren. 

Op 9 juli. Nu al veertig jaar lang iedere zomer opnieuw.

Ons telkens weer verbazend en verwonderend over hoe het leven zich hier ontplooit.

Een viering die zich meestal bescheiden met een afstemming in de kapel voltrekt, wetend dat alles begon met een moment dat ons overstemde, dat ons bij de hand nam, zich in een ontroering toonde en onomstootbaar iets wekte wat nooit meer overging. 

Die verbazing en verwondering en de intentie op deze plek te zijn en te werken, in dienst genomen. 

Het was in 1983, op een warme zomerse dag, toen de zon al heel hoog aan de hemel stond dat Modest en ik, naar Luxemburg rijdend om de auto vol te tanken, ergens onderaan een landweggetje, dat tussen velden naar boven klom, een bordje zagen waarop stond te lezen: ferme à vendre, boerderij te koop.

We reden er eerst aan voorbij en toen we een uur later uit de andere richting het bordje opnieuw zagen staan, konden we niet weerstaan aan de nieuwsgierigheid om eens te gaan kijken waar het bordje naar verwees.

Ik ga de gewaarwording nooit vergeten van de eerste keer dat we het weggetje opreden.
We zagen aan weerszijden rijpend hooi. 

Bovenaan het weggetje hielden hoge populieren als fiere reuzen hun wacht. Een stenen klimmend weggetje dat naakt blonk in de warmte van de zon en dwong tot traag naar boven rijden, de klim beleven als een overgang en de bekende weg verlaten om het onbekende tegemoet te gaan.

Een gewaarwording die voelde als een brug overgaan, iets achterlaten en je overgeven aan. Een gewaarwording die achteraf essentieel bleek te zijn om het karakter van deze plek te beschrijven. 

Je komt er maar als je een brug overgaat en stilvalt. 

Niet in een bruuske ondoordachte beweging. 

Dit laat dit ouden stenige weggetje niet toe, zelfs op de dag van vandaag niet. Het is en blijft een stenig weggetje dat een brug slaat. Het is met de jaren een metafoor geworden voor wat het leven af en toe nodig heeft. 

Een brug overgaan en een brug slaan tussen werelden die schijnbaar niet bij elkaar horen en toch zo aanvullend blijken te zijn, zo onoverkomelijk één om de volheid van het leven te proeven en te leven.

We kwamen na een wijle boven en zagen een rijzige boerderij in Ardeense stijl, waar op de gevel hoog, in prachtige natuursteen uit de streek, het getal 1933 prijkte.
Een boerderij van 1933. 

Daar wachtend, in stilte, verzonken in herinneringen, die als het ware rond het huis dwarrelden als stille getuigen van het leven dat er geleefd was. 

Het was er buiten het briesje dat ons zacht beroerde stil, heel stil. Adembenemend stil.

 

 

We stapten uit, en keken om ons heen. En zover ons ogen reikten zagen we wuivend hooiland, waartussen papavers en korenbloemen groeiden. 

De geur was als in oude tijden, als ik als kind argeloos de landweggetjes struinend op zoek ging om wat veldbloemen te plukken voor een bescheiden zomers boeketje op de keukentafel.

Een geur die ruikt naar ongereptheid, een voor het eerst weer zien wat je al vaker zag, maar niet altijd in zijn volheid ziet, omdat het vaak al ingevuld wordt door gedachten of spinsels of wat dan ook nog vóór je het ziet.

Een schamele poging om in woorden te beschrijven wat ons daar zo onbevangen naar de velden deed staren met onze rug naar de boerderij want die was in dit aanschouwen even niet zo belangrijk.

Zo voelend en kijkend viel onze blik op een ruïne in de verte, bijna tegen de bosrand. Een paar afbrokkelende muurtjes in Ardeense steen, een grijze bevroren gestalte in het gouden hooiland. 

Toen gebeurde het dat we zonder enige vorm van overleg, vanuit een onverwoordbaar dorsten naar, in beweging kwamen en voorzichtig door het hooiland lopend naar de ruïne toeliepen. 

Die naarmate we naderden wat groter bleek dan we aanvankelijk konden inschatten. Ze lag daar als ingeslapen.

We waren al heel dicht genaderd toen de klank van stil zingend water ons tegemoet kwam. Onze aandacht verscherpte nog, ons lichaam trilde toen we ons volop openden voor de klank van het water die ons als een gids naar een plek leidde waar het water zomaar uit de grond borrelde, tussen het frisse groen van de waterkers.

Er zijn geen woorden om te beschrijven wat we toen ervoeren. We konden enkel gaan neerzitten en luisteren. Luisteren en nog eens luisteren. Met ogen open, en dan weer ogen dicht, om ze daarna lang gesloten te houden en aangeraakt, ontroerd ons over te geven aan wat diep van binnen in beweging kwam.

Een aangeraakt zijn tot op het bot. Waar je niet aan kan weerstaan.
Waar je je enkel aan kan overgeven en voelen wat het met je doet. 

Zonder gedachten geïnspireerd worden vanuit de bron van het bestaan.
Waarvan we de herinnering diep in ons dragen en die ons vooral ongevraagd en ongezocht, soms geheel onverwachts, in beweging zet en houdt.
Als de juiste dingen, op de juiste plek, op het juiste moment dit weerspiegelen.

Ik weet niet hoe lang we daar zaten maar wel hoe we daar zaten en hoe we een paar uur later verstild, sereen en ontroerd terugkeerden naar het erf waar de auto stond te wachten.
Geen woord werd er gesproken.
We hebben noch de ruïne, noch het huis bezocht, ze waren beiden op de achtergrond verdwenen.
We werden zelf door een bron bezocht, die ons nooit meer losliet.

Vandaag de dag zet de bron ondergronds haar werk verder, een riviertje voedend dat uit haar schoot ontstaat. In ons borrelt ze nog steeds uit de grond, ze is aanwezig in ons doen en laten hier, in de wijze waarop we vorm gaven en geven aan de oude boerderij, die ondertussen een huis is geworden waar gasten af en toe, een wijle, bij de bron van het leven kunnen verwijlen die in hun welt. 

Gezien of ongezien, maar onverwoestbaar aanwezig, haar kracht ontvouwend ondergronds.

De tuin, het huis zijn beiden in hun vormgeving georiënteerd op de bron van het leven.
We zijn als mens te klein om haar te belichamen. 

We zijn als mens eerder de waterdragers, die de weg naar de bron gaan langs kleine weggetjes en het water brengen naar waar het nodig is.

Na deze ervaring, enkele maanden later, op 9 juli 1983, was de aankoop van de boerderij een feit. Een boer, Jean, uit St. Vith, kocht het grootse deel van het immense weiland als hooiland. Wij, de boerderij en het weiland eromheen.

Tussen het ontdekken van de bron en het tekenen van de akte was er met ons veel gebeurd. Een heel verhaal op zich.

Het maakte allemaal deel uit van een proces van toestemmen in wat hier op deze plek ons riep om te belichamen waar het in het leven om gaat: uitdrukking gevend aan wat achter de vorm wezenlijk inspireert.

We gaven het huis de naam Poustinia, stille plek waar je tot jezelf komt, tot dat wat je wezenlijk draagt en inspireert los van elke invulling ook. Maagdelijk als een bron. Poustinia, huis van herbronning.
Het woord heeft als wortel het Russische woord Pousta, dat woestijn betekent.
Een “poustinia”, was destijds in Rusland, een kleine kluis in de woestijn waar je je in stilte terug trok om bij de bron van het leven te vertoeven.
Een woord dat in vier talen goed klinkt en gasten welkom heet. 

Aan de ingang van het erf staat een bord met de welkomstwoorden in Nederlands, Frans, Duits en Engels 

 

 

” Vrede zij met U. La  paix soit avec vous. Der Frieden sei mit ihnen. Peace will be with you.’ 

Poustinia is vlak bij de grens van Duitsland en Luxemburg gelegen. Het Drielandenpunt.

Het bord staat pal op de plek waar zich toen we hier kwamen een klein Mariakapelletje bevond, verbonden met de bron.
Zoals in de Ardennen bijna altijd het geval is. 

De plek, Joffen, zo genoemd op de oude stafkaart, blijkt zoals ons is verteld, een oude Keltische plek te zijn, waar de bron werd geacht en geëerd en bezocht om haar heilzame uitwerking.

Het kapelletje bestaat niet langer, de Vrouwe die haar bewoonde, staat nu onder een houten kapelletje, door Willem gemaakt, vlak bij de ingang van het erf, pal op een bron vlak bij het huis, die zich 25 meter diep bevindt.

Ze is georiënteerd op de kapel, die we zelf bouwden. Daar recht tegenover.
Een plek van inkeer met een universeel karakter. De bron kent geen grenzen. De bron verbindt over de grenzen van elke invulling. 

Ze is motor van leven en belichaamt de onstuitbare scheppende kracht van het leven, dat zich in oneindige vormen uitdrukt. Dit overal ter wereld.

Daarom draagt deze plek van afstemming de naam: de kapel van de schepping. Maar dit is weer het begin van een ander verhaal.
Voor een andere keer.

We zijn nu veertig jaar verder. Het voelt als weer bij de bron zijn. 

Een cirkel is rond en een ander begint. De bron is meer dan ooit aanwezig in wat ons nu verder leidt en doet verwijlen bij de vertaalslag maken naar de fase waarin we nu zitten.

Het consolideren van wat leven op deze plek, in afstemming, ons leerde en waartoe ze ons nu inspireert.

Veel heeft zich ondertussen al werkend en levend doorheen ontmoetingen met vele mensen hier ontsluierd en het vraagt om het uitzetten van lijnen van waaruit op oorspronkelijke wijze verder vorm kan gegeven worden aan wat deze plek nu nodig heeft om aan herbronning een invulling te geven overeenkomstig de noden van deze tijd.  

De nood aan het vinden van ankers om op een menswaardige wijze het hoofd te bieden aan wat het leven op deze planeet nu laat zien.
De natuur blijkt steeds meer ernstig bedreigd en wellicht ook onze natuur als mens. Deze twee zijn onlosmakelijk één.

We kunnen in deze tijd de vraag stellen: kennen we onze natuur en de natuur wel? 

Leren we van haar wat we ervan kunnen leren?
Kunnen we lezen wat ze ons spiegelt?
Of zijn we de taal vergeten die ze spreekt en mensen met elkaar verbindt: een universele taal waarin de wetmatigheden van de kosmos en het leven zijn weerklank vindt.

Herbronning geven we op deze plek deze invulling: kiezen voor blijvende verandering in dienst van het leven. 

Een nooit aflatende reflectie over wat nodig is om goede condities te scheppen voor dialoog en samenwerking in dienst van de gemeenschap, waarin elk individu op eigen creatieve wijze bijdraagt. 

Een door werk van onze handen uitdrukking geven aan het ritme van het leven dat zich in elk dag inschrijft als een mogelijkheid om uitdrukking te geven aan wat ons inspireert: voeding, zorg voor de dieren en de planten in de tuin. 

De inrichting van het huis en erf. Een gastvrij ontvangen van gasten die aan herbronning toe zijn: zij het door verlies, herstel van ziekte, geestelijke crisis of nood aan verstilling.

Tegelijk geeft permanente herbronning de kracht om een sterk netwerk uit te bouwen in contact met mensen die verspreid over de wereld de bron levendig houden.

Zodat dialoog vanuit herbronning zich ook verbreedt naar een samenwerking op vele vlakken met anderen die door het achten van menselijke waarden geïnspireerd de bouwstenen schenken om creatief in te spelen op een veranderende samenleving.

Waartoe dit alles leidt lees je wellicht in de komende maanden als je het verhaal van Poustinia verder wenst te volgen.

Er voltrekt zich ook hier een verandering, die de vrucht is van een reflectie en belevenissen van de voorbije jaren en stap na stap vorm aanneemt.

De vorm verandert maar de essentie, de bron van waaruit alles hier groeide, blijft.

 

Huguette Beyens

Samen met Modest  ( overleed in 2008 ) aan de wieg van Poustinia in 1983.
Sedert 1985 tot nu samen met Willem verder vorm gevend aan.

 

de andere verhalen behorend bij dit blog vind je hier

 

Meld je aan met je E-mailadres en blijf automatisch op de hoogte van ons nieuws: