De ballade van de Drie Koningen

Gepubliceerd op 6 januari 2020 door Huguette

De ballade van de Drie Koningen.

 

Zag of hoorde je ze ooit? Of misschien kwam je ze wel eens tegen. Of ze klopten aan je deur en zongen hun blije lied met een draaiende ster in hun hand. Of zijn ze figuren in een verhaal en vervaagden ze met de tijd zodat hun lied niet langer in je oren klinkt als op Drie Koningen de dageraad een deur opent voor een zon die het leven dat in de donkere voegen van de aarde aan het openbreken is, ter wereld brengt. Zoals worden wie je in wezen bent. 

De Drie Koningen met ene ster. Ze kwamen van heinde en ze kwamen van ver.
Drie wijzen uit het Oosten volgens een oud verhaal, die een ster aan de hemel volgden, hadden oog voor tekens. Een ster, net iets anders fonkelend dan de andere.
In tijden waarin donkere machten het zicht op de kosmos dreigden te overschaduwen. 

Waar zijn ze nu gebleven in tijden waarin donker hevig woedt?
Welke deur gaat voor hen open, als de klanken van hun lied niet langer worden gehoord? Wie reikt hen de appel en de wafel die ze zingend hebben verdiend?

Jaren geleden maakte ik de drie koningen van wat resten stof en ijzerdraad.
Ze waren meer suggestie dan werkelijkheid. Expressieve gestalten in stof en draad.
Maar ze kwamen spontaan in mijn handen tot leven en ik voelde van heel nabij hoe ze onafscheidelijk bij elkaar hoorden. De drie die de essentie van het leven in de vorm van een ster konden herkennen.
Mijn handen werden er scheppend warm van en ik blij van gemoed.
Zo onschuldig eenvoudig gaat het ook wel eens.

Samen spiegelen ze de mens die door herkenning in het goddelijke toestemt.
Eruit ontstaat en erin opgaat. Als een continuüm, een basso continuo in de cyclus van het leven. Zo voelde het, als uit deze eenvoud betekenis zich veelvoudig openbaart.
Driekoningen feest: feest van de openbaring. Wat diep verborgen is opent zich.
Wat niet te grijpen is laat zich aanraken. 

Ik gaf drie minutieuze kleine houten doosjes een gouden kleur. Het moest goud zijn, daar was geen twijfel over.  Het voelde als mysterie, essentie die zich in vorm openbaart.
De doosjes vulden zich met goud, mirre en wierook. Goud, het edelste metaal, een kostbaar goed, mirre, het kostbaarste maar ook bittere kruid, bitterheid hoort ook bij het leven, en wierook, de transparantie van het bestaan.
Essentie is transparant en laat zich niet in vorm bevriezen maar wel belichamen.
Is dit geen wonder om ons over te verbazen?
Zij ook waren één en al verbazing als we het verhaal mogen geloven.

Wierook verspreidt ook geur die herinnert aan een leven in het leven.
Alles wat onzichtbaar deel van het leven uitmaakt. Het leven ontvouwt zich laag na laag.
Een ontvouwen van redenen van bestaan, van lagen van betekenis.
Wat een goud en rijkdom!

Wat kan het rijk voelen om als een koning naar het leven te schouwen, de tekens te zien en ze vooral te volgen en te beantwoorden. De herders voelden dat ze door de koningen in hun waarde werden bevestigd.  De herders, die met hun schapen het leven behoeden.
De wol leveren waarmee gesponnen kan worden. De weefsels helpen verwezenlijken waarin losse deeltjes van het leven deel van een groter geheel worden. Zij hadden de ster als eerste herkend, al was het met de hulp van een engel die hen leidde.
Het maakt niet uit. Ze waren er als eerste bij. Genadevol toekijkend hoe de hemel zich over de aarde boog, die uit de schoot van een vrouw een kind baarde.
Terwijl een man, geheel aanwezig, het in zijn armen ontving.

Het Driekoningenfeest komt aan het eind van een stille innerlijke weg doorheen de Twaalf Heilige Nachten, als een soort poort naar leven dat na bezinning, stilte, een gezegend oponthoud in de tijd, zich van dag na dag, van maand tot maand voltrekt.
Een leven als een waaier van mogelijkheden die door ons mag worden ontdekt als we de ster volgen die ons leidt.
De Indianen geloven dat ieder kind een ster krijgt die hem leidt als een spiegelende leidraad voor het leven, waarvan het hart de inhoud kent.

Ik leef het als een begin dat einde met achting voorbij schrijdt en kluister de tijd niet aan de hengsels van een deur die achter mij dicht gaat. De tijd reist met me mee voorwaarts, de tekens volgend, die me leiden naar de plek waar goud, mirre en wierook me toevallen.
Ik hoef geen koning te zijn, ik word door een koning opgewacht, ik hoef mij enkel te buigen voor wat mij helpt mens te worden. Een goudzoeker, die de bitterheid van het leven niet ontwijkt, maar de geur van het leven omarmt in de vele vormen waarin essentie zich openbaart. De vierde koning wellicht die zich vanzelf ontpopt uit de integratie van de drie.
Ooit noemde nog een wijze uit het Oosten, Gurdjieff, het de vierde weg, een weg van volgen, herkennen en belichamen van wat we in ons dragen. In kleine doosjes wellicht: goud, mirre en wierook.

Leven is met kostbare dingen bezig zijn, soms ook bittere noten kraken, en vooral ook leren transparant kijken, zonder de dingen in indrukken, stemmingen en oordelen te bevriezen.
Kortom een koninklijke weg. Het koninkrijk der hemelen dat kinderen in zich dragen en dat we kunnen ontwarren als we diep in hun ogen kijken.

Ooit schreef een dichter, een ster aan de rivier de Nete volgend, hetzelfde verhaal in een schilderachtige taal die de Vlaamse ziel zo mooi belichaamt. 

Felix Timmermans die schreef:

“En daar gebeurde iets wonderachtig.
Ze zagen en hoorden het alle drie, waar er grachten waren, schemerde een klaarte, als brandden er lampen onder.

En aan een root dromende knotwilgen, stond een kreupel foorwagenske, waar een licht van een kaars door het ruitje scheen.

Pitjevogel ging het trappeken op en klopte op de deur.

Een oud man met een harde stoppelbaard kwam vertrouwelijk opendoen. 

Hij verwonderde zich niet over zijn zot kostuum, de ster en het zweet gezicht.

“We komen u de weg vragen”, stotterde Pitjevogel.

“Dan moet je hier zijn”, zei de man, “kom binnen.”

Wij zijn de Drie Koningen met hun ster.

We komen gerezen van heel ver.

Wij gingen en zochten overal.

Over berg en dal.

En waar de ster bleef stilstaan,

Zijn wij alle drei binnengegaan.”

Wie dit gebruik nog kent proeft vandaag de zalige geur van amandel in de Driekoningen-taart,  die enkel op deze dag wordt gebakken. Hier bij ons ruikt de hele regio er nog naar. Het is het juweel van de bakker terugkijkend op een jaar lang hard werken en hopend op een vruchtbaar jaar. Maar pas op, er zit een boon in verstopt, je breekt er je tanden op als je niet hap na hap voorzichtig proeft van de goddelijke aroma’s, die eruit vrijkomen. Misschien krijg je vandaag die ene boon en weet je dat je de vierde weg niet langer kan ontlopen. 

Maar wees gerust, op die weg, ben je nooit alleen, er gaan steeds Drie Koningen met je mee, ook al zijn ze herinneringen geworden uit een ver verhaal.
Je hart kent het verhaal en weet hen dwars doorheen alles te vinden.
Geen donkerte is tegen je ster bestand.
Geen donkerte houdt je tegen als je vertrouwt op de sterrenstof waaruit je levensweefsel is geweven. 

Een hartelijke geurende Driekoningen-groet uit een met zonovergoten Huize Poustinia, en een voorspoedig jaar!

©         Huguette Beyens

6 januari 2020

Meld je aan met je E-mailadres en blijf automatisch op de hoogte van ons nieuws: