Ode aan de Midzomer
We wensen allen vanuit een bloeiend en groeiend Poustinia een vreugdevolle Midzomer.
Ode aan Midzomer
Zo laag, zo door droogte bevangen,
in een ingehouden beweging,
vorig jaar, in Midzomer,
spiegelde de natuur
de inwaartse beweging die we,
bedwongen door corona,
dienden te maken.
Uit eigen beweging
of niet.
Zo hoog, zo de hoogte zoekend,
bewegen de planten nu
in deze Midzomer.
In de regens
van gulzige buien.
Die aarde zoeken
om de wateren des hemels
ten gronde
bedding te geven.
Laag en hoog,
twee bewegingen,
die ons ergens,
daar tussenin,
het midden doen vinden
tussen wat ons overkomt,
en soms ook bedwingt,
en waar we kunnen naar uitreiken.
Net als de bloemen
zijn en worden wij
noch het uitreiken,
noch wat ons overkomt.
We zijn toeschouwers
en hoogstens bemiddelaars,
tussen wat naar beneden
en naar omhoog beweegt.
Buigen voor
en uitreiken naar.
Een dans die ons in leven houdt,
als even van voorbij de wolken
zonlicht door stormige donkerte breekt,
herinnert aan wat was
en weer zal zijn.
Levensadem,
die niet ophoudt te bestaan,
ook niet na de laatste adem.
Hoe leert een mens klein te zijn
zonder de grootsheid van het leven
waarvan hij de kiem
in zich draagt
te vergeten?
Hoe kan een mens
buigen en uitreiken
en zo aan zichzelf toekomen
midden de kleine dingen
van het leven,
die zich groots ontvouwen
als ware zij
door een onzichtbare hand
naar hun bestemming
geleid.
Midzomer.
Het is nu
dat we het licht
mee naar binnen nemen
ook al heeft alles de schijn
van uit grenzen breken
in een roes van groei en bloei.
De zon gaat met ons mee
de beweging inwaarts.
Er is geen houden aan
we buigen met haar mee
naar de schoot voorover,
die haar licht
in zich ontvangt
en het vele maanden
later
verdicht aan de wereld schenkt.
Tot openbaring
van wat onnoembaar
maar aanwezig
in geboorte
tot aanschijn komt.
Het is nu
dat we de vuren aansteken
het licht mee naar binnen nemen.
Het is nu
dat we de innerlijke roep
om te zijn
niet langer kunnen weerstaan.
Het overkomt ons vandaag.
We worden vanaf vandaag
dag na dag kleiner
terwijl Het Leven roept
en zich groots
in ons ontvouwt, zoals de zon
het ons schouwt,
in haar neerwaarts bewegen.
Terwijl de zomer
levend als een weelde
grenzeloos in haar schoonheid
vergankelijk in bloei
aan een schoot
haar zaden vrijgeeft.
Het is nu
dat we midden in het volle leven
aan Zijn toekomen
zonder meer.
Oneindig vol
oneindig teder
oneindig mild
oneindig aanwezig.
Een zegen.
© Huguette Beyens
Huize Poustinia
24 juni 2021
ST.JAN – MIDZOMER