De Weegschaal leert ons leven in een wereld waar één plus één drie is.

Gepubliceerd op 23 september 2022 door Willem

Mensen die aan de westkusten van Europa wonen of verblijven hebben het geluk dat ze dagelijks getuige kunnen zijn van een telkens weer opnieuw, ontzag-wekkend natuurfenomeen; “we kunnen de zon in de zee zien zakken”, zeiden wij vroeger tegen elkaar als we als kinderen op het strand speelden en het ultieme moment daar was!

Iedereen over de hele wereld kan de zon zien wegzakken, maar niet iedereen krijgt daar ook een zee bij cadeau.

De zon beweegt zich naar de einder daarmee de dag beëindigend. De helft van een etmaal is voorbij.
Nadat ze ’s morgens in het oosten opkwam, een grote halve boog langs de hemel trok, duikt ze nu onder.
Waar naar toe?
Naar het westen. Buiten westen?
Een vraag voor velen lang geleden.
Zonder kennis van zaken neemt de angst het makkelijk over.
Komt ze terug?
Wat gebeurt er ondertussen met haar?
Wat maakt ze mee, wat brengt ze mee terug?

Dat licht werd geloofd en geëerd en duisternis gevreesd, heeft in dit oerritme haar grond.

Niemand die het kan navertellen maar er zijn ongetwijfeld nog wel vele mineralen, eenvoudige levensvormen, enkele oerplanten en zeewezens die nog vage herinneringen hebben opgeslagen in hun systemen die spreken over die paar keer dat de zon niet terugkeerde.
Dat ze na verloop van tijd weer opkwam daar waar ze was ondergegaan.

Onze aarde is niet altijd zo stabiel geweest zoals ze nu lijkt te zijn.

Ze heeft haar as al enkele malen laten kantelen. Ze heeft haar draaisnelheid af en toe aangepast. Een bijna botsing met een andere proto-planeet schudde haar danig doorheen en het kostte haar vele jaren om haar min of meer stabiele positie terug te vinden.
Maar geen mens die daar nog weet van heeft, we waren er waarschijnlijk toen nog niet, of misschien toch wel, maar … laten we dat maar geschiedenis noemen.
Wat resteerde en een diepgewortelde indruk achter liet in onze psyche is het simpele feit dat we licht en duisternis zeer sterk ervaren als een oertegenstelling.

We gaan met zijn allen voor het licht en stellen ons teweer tegen het duister.
Vrijwel al ons handelen heeft dit motief als grondslag.
Vrijwel alle religies en godsdiensten hebben dit motief als grondslag.

 

Maar laten we eens terugkeren naar de zee. Naar het strand.
Laten we nog eens kijken wat we zien als de zon in de zee wegzakt.
We zien een cirkel (de zon) die langzaam wegzakt achter de horizon.
Als ze halverwege is ontstaat min of meer dit beeld:

 

Alles draait om het begrip halverwege.
De zon bereikt hier het moment dat haar dagelijkse rondgang op het punt is aangekomen dat we “halverwege” noemen.
Ze heeft haar dagboog afgerond en staat op het punt om met haar nachtboog te beginnen.
Een dag is voorbij, een nacht volgt. Samen een etmaal vormend.

We kunnen het zonnejaar, de opvolging van de vier seizoenen door het jaar, analoog zien aan een etmaal.
De dagboog omvat dan de lente en de zomer en de nachtboog staat voor de herfst en de winter.
Op het punt halverwege, daar waar de zomer overgaat in de herfst, meestal rond 23 september, vindt als het ware de “zonsondergang” van het jaar plaats.
De herfstequinox, de herfst-evening.
En het archetypische beeld dat daarbij hoort is het beeld van de Weegschaal.
En het symbool waarmee dit beeld wordt weergegeven is de afbeelding hierboven.

Aan het begin van de herfst, vandaag dus, kijken we als het ware naar de grote zonsondergang.
En wat toont deze zonsondergang ons.
Dat het op deze dag net zo lang donker is als dat het licht is.
Dat hier een evenwichtspunt werd bereikt.
De dag is voorbij, maar het etmaal nog niet.
Een etmaal bestaat uit licht en donker samen. In volledig evenwicht.
Op dit moment althans.
Maar een moment is een opname omdat we de stroom van het leven even stilzetten en “kijken hoe laat het is”.

Er zijn twee momenten in het jaar dat alles in evenwicht is (althans als we even halt houden) wat op zich niet kan, want als je even kijkt hoe laat het is en je spreekt uit: “dertien over 4”, bv. dan is het op dat moment al weer net even later…

De cyclus toont ons de twee poorten van het leven.
De poort van het leven aan het begin van de lente en de poort voor de dood aan het begin van de herfst.
De Weegschaal toont ons dat er een instrument is, (het enige dierenriembeeld dat noch mens, noch dier is), dat ons helpt te ontdekken wanneer er een evenwicht bereikt wordt.
Het staat symbool voor het vermogen in ons mensen die maakt dat we een synthese kunnen bereiken. Dat we licht EN donker zo met elkaar in contact kunnen brengen dat ze samen leven voortbrengen.

We hebben als mensheid lang geleefd met het idee zoals ik dat hierboven beschreef:

 

We gaan met zijn allen voor het licht en stellen ons teweer tegen het duister.

Vrijwel al ons handelen heeft dit motief als grondslag.

Vrijwel alle religies en godsdiensten hebben dit motief als grondslag.

 

Maar alles stroomt, net als de tijd.
Als een spiralende beweging die telkens een winding hoger reikt.
Lang (?) geleden dachten we zoals hierboven.
In de grote oertegenstellingen. Partij kiezend. Strijdend en zegevierend en ten onder gaand. Telkens weer.

 

Lang geleden zag de zodiac, de riem van beelden van dieren, geprojecteerd op de sterrenhemel, een poging van oude culturen om vat te krijgen op dat wat de wereld en haar bewoners bewoog in het zicht te krijgen, er anders uit dan nu.
Ook dat beeld was groeiend, gelijklopend met het groeiende bewustzijn van de mensheid.
Het is een boeiend maar lang verhaal dat ik hier heel erg inkort.
Veranderend maar vooral groeiend bewustzijn maakte dat culturen nieuwe menselijke eigenschappen begonnen te ontdekken.
In potentie natuurlijk altijd al aanwezig, maar nu langzaam op de voorgrond begonnen te treden, hetgeen maakte dat men ook anders naar de hemel keek (of andere, nieuwe zaken daarop projecteerde).

Zo kon het gebeuren dat astronomen van lang geleden in het sterrenbeeld van de Schorpioen een groepje sterren ineens anders begonnen te bekijken en ze besloten om deze groep als het ware te isoleren van de andere sterren en hen een eigen naam en betekenis te geven.
Op dat moment in de tijd vond ook de herfstequinox plaats in dat specifieke beeld waar ik over spreek. En zo werd het nieuwe sterrenbeeld, precies daar waar de herfstequinox plaats vond, vastgesteld en het kreeg een bijzondere naam. De Weegschaal.

Overeenkomstig het vermogen in de mens dat zich langzaam begon te manifesteren.
Het vermogen dat we diep in ons over een ijkpunt beschikken. Wij allemaal.
Een ijkpunt dat we hanteren om te bepalen of iets in evenwicht is of niet.
Diep in ons ligt, naast veel andere “hogere” vermogens van ons mens-zijn, het vermogen om te weten wanneer rechtvaardigheid geschied.
Wanneer iets in harmonie is.
Dat vermogen gaat voorbij aan stemmingen en sentimenten, zo eigen aan dieren en mensen die onbewust handelen. 

Daarom werd gekozen voor een instrument en geen dier- of mensenbeeld.
Een instrument dat uitdrukking geeft aan het begrip uit-balanceren.
Zo’n instrument; als we dat in onze wereld tegenkomen en we willen het gebruiken dan willen we zeker zijn dat wanneer het aangeeft 2 kilo, dat het dan ook echt 2 kilo is.

Het zal dan door een onafhankelijk lichaam, het ijkwezen, geijkt moeten zijn.

Wel, op een ietwat grotere schaal, bestaat er ook een ijkwezen.
Dat heeft ons geijkt.
Anders waren we niet in staat de volgende fenomenen waar te nemen in ons leven.

Schoonheid. Harmonie. Rechtvaardigheid. Evenwicht.

De juiste maat. Ontmoeting. De Gulden Snede.

Als onze samenleving hier nauwelijks tot geen uitdrukking aan weet te geven,
als je eigen leven deze typische Weegschaal principes ontbeert, weet dan dat het de hoogste tijd is om weer eens naar het ijkwezen te stappen.

Voor een herijking.
Een ver-rijk-ende ervaring.

Die ons uiteindelijk laat zien dat alle religies overbodig zijn
wanneer je ontdekt dat één plus één drie is.
De grote ijker toont ons dat enkel wanneer we de ander, het andere, het duister ook opnemen in de vergelijking, we dan in staat zijn een som te maken.
Wanneer we ontdekken dat de ander, het andere, het duister in essentie gelijk is aan ons zelf. Dat het gewoon een deel van ons uitmaakt.
Dat we in de grond niet anders zijn.
Dat we dus samen gewoon één zijn.
Twee enen, naast elkaar, vormen een drie.
Want die twee naast elkaar werden door die derde geijkt en goed bevonden.

Altijd weer als ik deze beelden oproep komt dat oude vertrouwde beeld terug bovendrijven.

 

Ik zit in de speeltuin, ben vier jaar oud, moeder blij dat ik buiten speel, wachtend op mijn vriendje.
Die heb ik meer dan nodig want ik zit op de wip.
Zonder hem kom ik niet omhoog; wat ik ook doe.
Als hij dan eindelijk komt moet ik er af, want zijn zitje zit onmogelijk hoog in de lucht. Leeg.
Samen lopen we naar het midden van de wip en gaan elk een kant op en houden de wip in balans en klimmen voorzichtig elk op een kant op ons plekje en dan kunnen we eindeloos wippen.

Daarna rennen we naar de schommels.
Ze zijn vrij gekomen, de buurjongens zijn naar de glijbaan gegaan.
Wanordelijk hangen ze daar rond te tollen. We gaan elk naar een schommel.
Het is nog niet simpel om op zo’n schommel te klimmen als niemand je helpt.
Als je eenmaal zit en je hebt dat ding een beetje tot rust gebracht, moet je vervolgens de boel weer in beweging zien te krijgen.
Een monsterklus als niemand het jou heeft voorgedaan.
Van een ander heb je begrepen dat je met je handen omhoog de kettingen naar achter moet drukken en zelf met je benen voorzichtig langzaam naar voren moet bewegen.
Direct daarna moet je precies het tegenovergestelde doen. Maar wel langzaam het tempo opvoeren.

 

Alles draait hier om geleidelijkheid.

Naar voren met benen gestrekt en de handen die de ketting wat naar achter duwen.
Op het hoogste punt alles omdraaien. Benen inklappen onder de schommel zo diep mogelijk en de handen die de ketting nu naar voren duwen.
Naar het andere keerpunt. En zo telkens de twee oerprincipes beheersend, de twee in innige samenwerking brengend, kom je langzaam steeds een beetje hoger en verder.
Als dat lukt ben je de koning te rijk.
En als slotakkoord, op het hoogste punt, laat je alles los en spring je zo ver je kunt.

Zo veel fijner dan wanneer je bij de eerste keer door je vader op de schommel bent getild, hij achteruitlopend jouw meenemend en dan loslatend, je je eerste schommelervaring geeft.

 

Waar zijn nog de speeltuinen; waar zijn nog de kinderen die de wip en de schommel leren hanteren en zo de wijze lessen van het leven spelenderwijs onder de knie krijgen?

Samen spelen, de ander helemaal toelaten, zoals hij jouw toelaat, in wederzijdse afhankelijkheid van elkaar, ontdekken dat dat oude gezegde: “Waar twee in mijn Naam verbonden zijn, zal Ik zijn”, nog altijd niets verloren heeft in zeggingskracht.

Het waren de wip en de schommel die al heel vroeg mij leerden dat één en één drie is.

 

©             Willem Versteeg

23 september 2022

Huize Poustinia – www.poustinia.beinfo@poustinia.be

Meld je aan met je E-mailadres en blijf automatisch op de hoogte van ons nieuws: